Educatieve introductie Ladakh en lekker Leh
Ladakh betekent ‘het land van de bergpassen’. Het is een onafhankelijke provincie in het Noorden van India die tot voor kort bij Jammu & Kashmir behoorde. Waar Kashmir sinds jaar en dag onrustig is (nogal een understatement) vanwege het grensconflict met Pakistan en een onafhankelijkheidswens van veel van haar inwoners, is Ladakh rustig en stabiel. Alleen in het verre oosten en noordoosten wil de grens met het grote buurland nog wel eens op onverklaarbare wijze verschuiven en wordt een Ladakhs dorp ineens wakker in China.
Het grotendeels Boeddhistische Ladakh is twee keer groter dan Nederland en heeft krap 300.000 inwoners. Overal waar je kijkt zijn er bergen. Provinciehoofdstad Leh ligt al op 3500 meter en de meeste toppen aan de horizon zijn 5 à 6½ kilometer hoog. Tot halverwege de jaren ’70 van de vorige eeuw kon en mocht je hier als westerling niet komen. Inmiddels is het geen onontdekte plek meer maar het is er nog altijd heerlijk rustig.
Heel vroeger was het een koninkrijk, wat nog te zien is aan de (resten van) forten en kastelen die op de meest adembenemende locaties bovenop bergtoppen zijn gebouwd. Nu zijn er op dezelfde plekken vaak kloosters te vinden, waarvan sommige wel 900 jaar oud. Overal in het desolate landschap zie je stupa’s (bouwwerkjes die de levenscyclus van Boeddha symboliseren) en mani’s. Mani’s zijn brede muren waar platte keien op liggen waarin mantra’s zijn gekerfd. Het continue uitspreken van deze korte gebedjes moet er voor zorgen dat de Ladakhis zich bijvoorbeeld niet laten verleiden om over de achterburen te roddelen, om op zaterdagavond de whisky op tafel te zetten of in de billen van tante Ans te knijpen. Op elke bergpas zijn er volgens protocol wensvlaggetjes vastgeknoopt die reizigers moeten helpen om veilig op hun bestemming aan te komen.
Mijn startpunt (en dat van de meeste reizigers) is Leh, een heerlijke plek met een fijne sfeer, leuke en goedkope accommodatie en dito restaurantjes. 30 Jaar geleden waren hier nog maar een paar homestays, waar je als eenzame reiziger terecht kwam in een kamertje met een stapel dekens op een vloer van aangestampte aarde. Er was toen één taxi. Nu eet ik op het dakterras van Il Forno een pizza Piccantina en drink er een fles Kingfisher bier bij. Dat zegt wel wat over de ontwikkelingen hier (die overigens beperkt blijven tot een handvol plaatsen in Ladakh).
Terwijl ik van mijn pizza geniet, sleutelt de eigenaar van restaurant Il Forno met blote handen wat aan de bekabeling van de sfeerverlichting. Dat levert een keer of 9 kortsluiting op. Als alles lijkt te functioneren trekt iemand in de keuken net te hard aan een pan en is het donker. Eigenaar weer woest. Terwijl hij even later van de straatkant zijn lichtshow observeert begint een draad aan het hek van het terras te smeulen totdat deze oranje oplicht. De draad is zo te zien nergens op aangesloten wat moet betekenen dat het hek, waar zeven eters net niet tegenaan zitten, onder stroom staat. Zo gaat dat hier met elektriciteit. Lekker creatief met snoertjes. Iedereen organiseert zijn eigen stroomtoevoer. In de meeste straten van Leh loop je in de schaduw door de hoeveelheid kabels boven je hoofd. Stopcontacten onder de douche zijn geen uitzondering waardoor je soms een dreun van jewelste krijgt als je een kraan aanraakt. In het dorpje Wanla zag ik een transformatorhuis wat zo was geconstrueerd dat een zelfs een peuter de sensatie van 11.000 Volt kon meebeleven.
Er zijn hier reizigers en toeristen van allerlei pluimage. Overwegend leuk. In de populaire Changspa straat vind je vooral jonge backpackers. Een klein deel van die backpackers loopt er ongewassen bij, met klitten in het haar en gekleed in lokaal verkochte Kashmir-textiel. Dat zijn vooral Israëlische jongeren die na enkele jaren militaire dienstplicht de bloemetjes komen buiten zetten. Neo-hippies die zogenaamd overlopen van innerlijke balans en een intense doch vredige connectie met moeder aarde maar ondertussen zonder gêne de lokale bevolking schofferen. Ik word er onrustig van. Als zo’n salonzwerver dan in een kring met andere pluizekoppen heel weeïg gitaar gaat spelen is mijn innerlijke balans verdwenen. Ik word echt instabiel als er eentje heel vredig en blootsvoets passeert met een blokfluit in zijn hoofd (echt gezien). Dan denk ik aan een willekeurige aflevering van Shaun the Sheep en kom weer enigszins tot rust.
Het straatbeeld wordt verder gedomineerd door tafereeltjes die je niet zo snel in good old Holland tegenkomt. Zoals de jongens die op een handkar een groot vat met water vervoeren. Dat is loodzwaar. Als het bergafwaarts gaat is de kar niet te houden en gaat de bestuurder als een kitesurfer achter zijn voertuig aan. Dat kost hem 14 paar slippers per maand.
Ik loop oeverloos rond en kom van alles tegen: monniken, koeien, de slager die net een geit uit elkaar trekt, barbiertjes, knikkerende kinderen en de ballonverkoper. Lekker hier in Leh.